Rhinopneumonie
Rhinopneumonie
Rhinopneumonie is een besmettelijk aandoening veroorzaakt door het Equine Herpesvirus (EHV). Er bestaan diverse subtypes van dit virus, hiervan zijn EHV-1 en EHV-4 de meest voorkomende. EHV-4 veroorzaakt meestal een mild ziektebeeld met lichte neusuitvloeiing en koorts. EHV-1 kan echter ook ernstigere klachten veroorzaken. Soms veroorzaakt het alleen een lichte verkoudheid, maar het kan ook leiden tot hoge koorts en de gevreesde ataxie en abortus. Hoe ernstig een infectie verloopt is van vele factoren afhankelijk, de infectiedruk (hoeveelheid virus) en de weerstand zijn daarin twee belangrijke factoren. Ook speelt de leeftijd van het paard mee. Paarden die al eerder een infectie hebben doorgemaakt zijn 3-5 maanden immuun, ze kunnen daarna opnieuw ziek worden maar dan zijn de verschijnselen vaak minder erg.
Herpes virussen bij paarden
Bijna alle paarden in Nederland komen regelmatig met EHV-4 in contact en zo’n 20-40% met EHV-1. De afweerreactie is vaak wel voldoende om het paard te laten herstellen, maar niet voldoende om het Rhino virus geheel te verwijderen. Bovendien zijn Herpesvirussen bijzonder, ze kunnen zich namelijk verstoppen in cellen waar het afweersysteem niet bij kan. De besmette paarden blijven zo drager van het virus, meestal zonder hier zelf last van te hebben. Op het moment dat de weerstand daalt door bijvoorbeeld stress kan het virus echter weer actief worden en kunnen de paarden al dan niet weer klachten krijgen. De paarden scheiden op dit moment ook weer virus uit waardoor ze een besmettingsbron vormen voor andere paarden. Rhinopneumonie kan hierdoor dus ook zomaar de kop opsteken in een stal zonder dat dit door bijvoorbeeld een nieuw paard binnen gebracht is.
Ziekte verloop van Rhinopneumonie
EHV-1 en EHV-4 komen we tegen in verschillende verschijningsvormen. De meest milde hiervan is de verkoudheidsvorm, de meer gevreesde zijn de neurologische- en de abortusvorm. Niet alle paarden worden ziek na een EHV besmetting. Het is helaas niet bekend waarom besmetting op sommige bedrijven wel leidt tot abortussen of neurologische problemen en op andere bedrijven niet.
De verkoudheidsvariant van Rhinopnuemonie
De verkoudheidsvariant van Rhinopneumonie heeft geen heel specifiek ziektebeeld. Het is hierdoor klinisch niet te onderscheiden van griepvirussen zoals influenza. Binnen 1 tot 3 dagen na infectie krijgen de paarden koorts en beginnen ze te hoesten. Vaak hebben ze ook een beetje heldere neusuitvloeiing. Soms kunnen de benen wat oplopen met vocht en meestal hebben ze minder eetlust. Vaak blijft het bij deze milde verschijnselen en herstellen de paarden binnen 5-10 dagen.
Abortus ten gevolge van Rhinopneumonie
Bij infectie van drachtige merries kan EHV-1 abortus veroorzaken. Abortus ten gevolge van EHV kan in alle stadia van de dracht optreden, maar dit zal meestal in het laatste trimester van de dracht. Aborterende merries zijn minstens 2 weken voorafgaand aan de abortus geïnfecteerd. De infectie kan echter zelfs al maanden eerder plaats hebben gevonden. Vaak zal bij de initiële infectie een koortspiek optreden, deze wordt echter lang niet altijd opgemerkt. Als de infectie aan het einde van de dracht plaats vind kan dit leiden tot de geboorte van een zeer zwak veulen die vaak snel na de geboorte alsnog sterven.
De neurologische variant van Rhinopneumonie
De neurologische vorm komt gelukkig het minst voor van de drie genoemde vormen. Ook deze vorm wordt meestal voorafgegaan door een koortspiek die niet altijd wordt waargenomen. De neurologische symptomen volgen 1-14 dagen na initiële infectie. Bij de neurologische variant leidt een ontstekingsreactie in het ruggenmerg tot uitvalsverschijnselen van zenuwen, met name in de achterhand. Meestal begint dit met een wat slappe staart en ataxie. Vaak is er sprake van krachtverlies van met name de achterbenen, in veel gevallen gepaard gaande met incontinentie. De verlammingsverschijnselen kunnen echter ook ernstiger zijn waarbij het paard de achterhand niet meer zelf kan ondersteunen of zelfs niet meer zelfstandig kan staan. De prognose van paarden die atactisch, maar niet sterk verslapt of verlamd, zijn is redelijk tot goed. De prognose van paarden die een broek nodig hebben of echt niet meer kunnen staan is slecht voor terugkeer in de sport en redelijk voor gebruik als weidedier.
Verspreiding van Rhinopneumonie
Voor overdracht van het EHV virus is direct of indirect contact nodig. Dit betekent dat het passeren van een ander paard in het bos bijvoorbeeld niet tot overdracht zal leiden zolang er geen sprake is van direct contact tussen de paarden (neuzen). Delen van voer- of waterbakken, bijvoorbeeld op een wedstrijdterrein, kan wel tot overdracht van het EHV virus leiden (indirect contact). Besmetting via indirect contact kan ook plaatsvinden via de handen en kleding van verzorgers of bijvoorbeeld via besmette stalbedding of stalgereedschappen. Verspreiding via de lucht beperkt zich bij EHV, in tegenstelling tot influenza, tot enkele meters.
Diagnose van Rhinopneumonie
De diagnose is vast te stellen door de aanwezigheid van virus DNA aan te tonen. Dit kan door middel van een diepe neusswab. Ook is het mogelijk om virus DNA in het bloed op te sporen of het bloed te laten testen op de aanwezigheid van antilichamen tegen het virus. Bij abortus kan de vrucht en de placenta ingestuurd worden voor pathologie en deze kunnen ook getest worden op de aanwezigheid van het virus. Een andere mogelijkheid is een zogenaamd aspiratiebiopt van de longen van het veulen te nemen en deze samen met een vaginaal swab van de merrie op virus DNA te laten testen.
Bij een ernstige verdenking is het advies het bedrijf al te sluiten in afwachting van de onderzoeksresultaten. De testaanvraag kan met spoed worden ingediend, de uitslag volgt dan de volgende werkdag.
EHV-1 bevestigd, en dan…?
Na bevestiging van de diagnose is het advies het bedrijf tenminste tot 4 weken na het verdwijnen van de laatste ziekteverschijnselen te sluiten. Dat betekent dat in die 4 weken geen paarden van het bedrijf af mogen en er geen nieuwe paarden het bedrijf op mogen. Ook paarden zonder zichtbare neusuitvloeiing of symptomen kunnen besmettelijk zijn, de maatregelen gelden dus voor alle paarden op het bedrijf. Voor EHV-1 geldt geen meldingsplicht, het is echter sterk het advies dit wel te doen. Alleen correcte diagnostiek en open communicatie kunnen tot betere inzichten en behandelplannen voor de toekomst leiden.
Om verdere verspreiding binnen het bedrijf te voorkomen is het belangrijk om strikte isolatie- en hygiëne maatregelen in acht te houden. Voor een plan op maat kunt u terecht bij de behandelend dierenarts.
Behandeling van Rhinopneumonie
Bij de verkoudheidsvorm is behandeling meestal niet nodig. De paarden herstellen meestal snel, eventueel kunnen ze met NSAIDs ondersteund worden.
* Behandeling van de abortusvorm
Bij de abortusvorm is behandeling ven het veulen eigenlijk niet mogelijk. De meeste veulens worden al dood geboren, anderen zijn zo ziek dat zij vaak snel overlijden. Voor de merries is meestal geen behandeling nodig omdat zij meestal zelf niet ziek zijn. Echter zijn de merries wel nog heel besmettelijk en kunnen zij dus een gevaar vormen voor andere drachtige merries op het bedrijf. De besmettelijkheid duurt tot ongeveer 28 dagen na de abortus.
* Behandeling van de neurologische vorm
Ook voor de neurologische vorm geldt dat er geen echte genezende behandeling beschikbaar is. Voor diverse therapeutische mogelijkheden, zoals gebruik van kostbare virus remmende middelen, is helaas nog maar weinig wetenschappelijke onderbouwing. De behandeling is dan ook met name symptomatisch, meestal met koorts/ontstekingsremmers en eventueel antibiotica om bijkomende bacteriële infecties te bestrijden. Afhankelijk van de casus en de wensen van de eigenaar zal, in overleg met een specialist inwendige ziekten, het beste therapeutische pad gekozen worden.
Paarden die neurologische problemen hebben zullen intensieve verpleging nodig hebben. Met een goede verzorging kunnen deze paarden echter geheel of gedeeltelijk herstellen. Belangrijk is dat de paarden voldoende vocht en voedsel binnen krijgen, te voorkomen dat de paarden in paniek raken als zij niet meer kunnen staan en te voorkomen dat de blaas overrekt wordt door middel van regelmatig katheteriseren. De zenuwaandoening van de achterhand leidt namelijk regelmatig tot een verlamming van de blaas waardoor het paard zelf geen plasdrang meer heeft.
Isolatie en hygiënemaatregelen
Uiteraard is het bij een uitbraak van groot belang om de hygiëne in acht te nemen en de zieke paarden zo mogelijk te isoleren van de gezonde. Het virus wordt via de luchtwegen overgedragen en overleeft slecht in de omgeving. Het kan zich wel in minuscule waterdruppels over een kleine afstand verplaatsen. Het is dus ook van belang dat het contact tussen paarden zo veel mogelijk wordt vermeden tijdens een uitbraak, en om alle paarden op stal 2 maal daags te temperaturen. Voor een plan op maat kunt u terecht bij de behandelend dierenarts.
Preventie van Rhinopneumonie
Vanwege het aantal paarden dat drager is van EHV is een uitbraak niet geheel te voorkomen. De besmettingskans kun je zoveel mogelijk verkleinen door zoveel mogelijk (in)direct contact met vreemde paarden (bijvoorbeeld op wedstrijdterrein) te voorkomen. Op bedrijfsniveau is het aan te bevelen de paarden in verschillende groepen in te delen: jonge paarden, drachtige merries, sportpaarden die vaak op wedstrijd gaan, en overige volwassen paarden die het terrein niet of weinig af komen. Het is waarschijnlijk dat stress het risico op neurologische verschijnselen vergroot bij een EHV1 infectie. Door je paard dagelijks te temperaturen en enkele weken stress of zware inspanning te voorkomen na een koortspiek kun je mogelijk dit risico verkleinen. Daarnaast is het mogelijk je paard te vaccineren tegen Rhinopneumonie.
Vaccinatie tegen Rhinopneumonie
Het is mogelijk om tegen Rhinopneumonie te enten. Vaccinatie tegen Rhinopneumonie geeft nooit garantie dat het paard niet ziek kan worden. Geen enkel vaccin biedt volledige bescherming. Vaccinatie is desondanks zeker waardevol in de preventie van Rhinopneumonie! Zo worden gevaccineerde paarden minder snel en vaak minder ernstig ziek dan niet gevaccineerde paarden. Als zij toch ziek worden scheiden zij vele malen (10.000 x) minder virusdeeltjes uit dan niet-gevaccineerde paarden. Bovendien zijn gevaccineerde paarden veel minder lang besmettelijk dan niet-gevaccineerde paarden, meestal 2-3 dagen in plaats van 3-4 weken. Op deze manier beschermd vaccinatie dus ook voor verspreiding van het virus in de stal!
Voor een goede bescherming moeten paarden eerst een basis vaccinatie krijgen. Daarvoor moeten zij 2 maal gevaccineerd worden met 4-6 weken tussentijd. Hierna moet de vaccinatie elke 6 maanden herhaald worden. Drachtige merries moeten op 5, 7 en 9 maanden van de dracht gevaccineerd worden. De beste bescherming krijg je door de hele stal te vaccineren. Hierdoor creëer je een groepsimmuniteit en zal de kans op een uitbraak veel kleiner zijn.
Heeft u nog vragen en/of wilt u meer weten, bel dan gerust met DAP Midden-Drenthe (06-30725230).